Geen hogere voorziening staat open tegen beschikkingen ingevolge:
a. artikel 25 lid 4 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
b. artikel 143 lid 1, tweede volzin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
c. artikel 147 lid 2 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
d. artikel 149 lid 2, tweede volzin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
e. artikel 150 lid 2 onder b, tweede volzin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
f. artikel 157 lid 4 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
g. artikel 164 lid 2, tweede volzin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
h. artikel 173, derde volzin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij een machtiging als in die bepaling bedoeld wordt verleend;
i. artikel 185 lid 2 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek waarbij maatregelen als in die bepaling bedoeld worden voorgeschreven;
j. artikel 185 lid 3 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
k. artikel 191 lid 2 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij maatregelen als in die bepaling bedoeld worden voorgeschreven;
l. artikel 192 lid 2 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
m. artikel 196 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
n. artikel 197 lid 2, eerste volzin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
o. artikel 201 lid 2 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
p. artikel 202 lid 1 onder a van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
q. artikel 206 lid 5, tweede volzin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
r. artikel 211 lid 4 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
s. artikel 215 lid 2, tweede volzin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
t. artikel 218 lid 1, tweede volzin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
u. artikel 221 lid 2, eerste volzin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
v. artikel 223 lid 1, tweede volzin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
w. artikel 226 lid 3 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij een machtiging als in die bepaling bedoeld wordt verleend.