1. Bevoegd tot kennisneming van verzoeken tot goedkeuring als bedoeld in artikel 1303 lid 4 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, en tot machtiging tot doorhaling als bedoeld in de artikelen 195 of 1304 van Boek 8 van dat wetboek, zijn de kantonrechter van de woonplaats, bedoeld in artikel 194 lid 6 of artikel 1303 lid 6 van Boek 8 van dat wetboek, alsmede de kantonrechter binnen wiens rechtsgebied het kantoor waar het schip te boek staat in de openbare registers, bedoeld in titel 1, afdeling 2, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, is gelegen.
2. Machtiging wordt slechts verleend na verhoor of behoorlijke oproeping van degenen van wier recht of beslag uit een inschrijving blijkt of ten gunste van wie voorlopige aantekeningen bestaan. Deze machtiging wordt door de griffier van het kantongerecht op het verzoekschrift aangetekend.