1. Indien minderjarigen die onder voogdij van verschillende voogden staan, goederen gemeen
hebben, kan de kantonrechter van de woonplaats van een der minderjarigen een van de
voogden of een derde aanwijzen om over deze goederen tot de verdeling het bewind te
voeren. De aangewezen bewindvoerder stelt de door de rechter van hem verlangde waarborgen.
2. Komt de in lid 1 omschreven bevoegdheid aan verschillende rechters toe, dan vervalt
deze nadat een van hen daarvan heeft gebruik gemaakt.
3. Op het bewind zijn de bepalingen omtrent het bewind van een voogd van overeenkomstige
toepassing. De bewindvoerder is bij uitsluiting bevoegd tot vernietiging van
rechtshandelingen van de minderjarige, strekkend tot beheer of beschikking met betrekking
tot de onder bewind staande goederen.