Inwilliging van het verzoek van een der ouders, bedoeld in de artikelen 253b, 253c en
253d,
heeft, indien de ander het gezag tot dusverre uitoefende, tot gevolg dat de laatste het
gezag verliest. Dit gevolg treedt niet in indien de ouders als gevolg van de rechterlijke
beslissing met het gezamenlijk gezag zijn belast.